Ga naar inhoud

Mens en maatschappij

Lesmodule - Achtergrondinformatie

In Nederland woonden verschillende volkeren. Boven de Rijn leefden Germaanse stammen: de Friezen in het noorden, de Tubanten in het oosten en de Chamaven op de Veluwe. In Gelderland en Utrecht woonden Bataven, een Germaans-Keltisch volk. In Zuid-Holland vond je Germaanse Cananefaten. In Limburg woonden verschillende volkeren met mooie namen als Cugernen, Baetasiërs en Suniciërs. In Noord-Brabant en Zeeland vond je de Tungriërs. En in Zeeland ten slotte de Frisiavones.

In Zuid-Nederland waren Romeinen de baas, maar de bewoners hadden veel vrijheid hoe ze wilden leven. Ze mochten hun eigen goden aanbidden en doorgaan met hun eigen gewoontes. Ze bleven bijvoorbeeld wonen in houten boerderijen. Wel namen ze veel dingen over van de Romeinen, maar alleen wat ze zelf konden gebruiken. Bijvoorbeeld Romeinse kookspullen en mooie sieraden. Zo ontstond in Zuid-Nederland een nieuwe cultuur, een mix van Romeins, Germaans en Keltisch.

In een Romeinse stad woonden mensen uit verschillende landen en met verschillende culturen en geloven.


Romeins militair diploma uitgereikt namens keizer Traianus aan een Bataaf die in het Romeinse leger diende.

De soldaten in de forten aan de Rijn kwamen uit nog heel andere delen van het Romeinse rijk. Die kwamen onder andere uit Spanje, Oost-Europa en zelfs Noord-Afrika. En de handelaren en veteranen in de steden waren ook weer heel ergens anders geboren. Al die culturen leefden samen. Dat vond niemand een probleem.

De Romeinen kenden geen racisme. Ze discrimineerden niemand vanwege afkomst of huidskleur. Voor Romeinen was het veel belangrijker of je ‘burger’ was of niet. Je kon officieel burger worden door in het Romeinse leger te gaan. Na 25 jaar dienst was je weer vrij. Dan kreeg je een diploma, een zak geld en het Romeins burgerschap. Je kon dus tegelijk Bataaf en Romeins burger zijn. Allemaal geen probleem. Het burgerschap gold automatisch ook voor de vrouwen en kinderen van de soldaten.

 

Er was een groot verschil tussen rijk en arm. De meeste mensen hadden weinig geld en moesten hard werken. De rijke mensen konden mooie huizen bouwen voor zichzelf. Maar het was ook normaal dat de rijken zich inzetten voor de maatschappij. Ze organiseerden openbare feesten en betaalden mee aan de bouw van tempels en badgebouwen. Ook werden ze gekozen voor de gemeenteraad die de stad bestuurde.

De rijkste Romeinen hadden slaven. Dat vinden we nu erg verkeerd, maar vroeger was dat heel normaal. Als slaaf had je niks te zeggen. Soms werden slaven slecht behandeld, maar vaak werden ze gezien als een lid van het gezin. Met het geld dat slaven verdienden, konden ze zichzelf vrijkopen. Soms schonk hun baas hen de vrijheid.


Germaanse halskettingen, gemaakt van Romeinse munten.

Lessuggestie

Verdieping bij het thema