Ga naar inhoud

Het Romeinse leger

Lessuggestie

Het Romeinse leger - Achtergrondinformatie

Met Romeinse soldaten viel niet te spotten. Het Romeinse leger was goed georganiseerd en goed getraind. Het was een echte vechtmachine. Daarom wonnen ze ook veel veldslagen. Maar het grootste gedeelte van de tijd was het vrede. Dan moesten de soldaten oefenen en andere klusjes doen, zoals meehelpen om wegen en gebouwen aan te leggen.

Je had twee verschillende soorten legers: de legioenen en de hulptroepen. De legioenen bestonden elk uit 5.000 legionairs. Je kon alleen legionair worden als je ook officieel Romeins burger was. Legionairs kregen de beste opleiding en waren ook de beste soldaten. Er bestonden zo’n 30 legioenen in het Romeinse Rijk. Er was maar één legioen in Nederland met een vaste standplaats. Dat was het Tiende Legioen in Nijmegen.


Het Tiende legioen met soldaten en enkele officieren.


De Bataven waren bij de Romeinen beroemd vanwege hun uitstekende paardrijkunsten. Ze waren hierdoor heel geschikt als hulptroepen.

De hulptroepen bestonden uit soldaten die nog geen Romeins burger waren. De soldaten kwamen uit alle delen van het Romeinse Rijk. De soldaten van de hulptroepen lagen in kleine forten voor 500 man. Zo’n klein fort noemen we een castellum. In Nederland lagen een stuk of 15 van deze forten aan de Rijn. Je had ook hulptroepen die bestonden uit ruiters.

In het leger had je het goed voor elkaar. Je kreeg aardig betaald, goed eten en de beste medische zorg. Veel soldaten leerden er lezen en schrijven. Verder kon je prima carrière maken. Als soldaat kon je officier worden, en als officier kon je steeds belangrijkere baantjes krijgen. Bij de hulptroepen kreeg je na 25 jaar diensttijd een grote som geld en het Romeins burgerschap. Maar je moest ook vechten op leven en dood, al gebeurde dat niet vaak.

Veel Bataven en Cananefaten die in de buurt van de Limes woonden, gingen in dienst van het leger. Dat was wel heel spannend en avontuurlijk. Als boerenzoon kwam je opeens in een heel andere wereld. Bataafse hulptroepen lagen aan in het noorden van Engeland en aan de rivier de Donau in het huidige Oostenrijk en Hongarije. En er zijn Cananefaten terecht gekomen in Noord-Afrika.

Veel soldaten hadden tijdens hun diensttijd verkering en hadden ook al kinderen. Soms woonden die gezinnen in de vicus naast het fort. Omdat het meestal vrede was, liepen die vrouwen en kinderen ook gewoon het fort in. Sommige soldaten gingen na hun diensttijd weer naar huis, maar anderen hadden ergens anders hun vrouw ontmoet en bleven daar wonen. Zo bleven er veel Bataafse mannen met hun vrouwen wonen in de buurt van Boedapest en Wenen.


Vrouwen en kinderen woonden vaak in de buurt van Romeinse forten waar soldaten verbleven. Ze kwamen ook in de forten.

Tips en weetjes

Deze grafsteen van Valens is gevonden in Vechten. Valens was een ruiter uit Thracië, het huidige Zuidoost-Bulgarije.

Het Romeinse leger bestond niet alleen uit soldaten uit Rome. Soldaten en hulptroepen die in Nederland gelegerd waren, kwamen van heinde en verre. En ook de Bataafs soldaten werden uitgezonden naar verre oorden.

In dit artikel op Utrecht Altijd lees je hier meer over.