Ga naar inhoud

Column | Kom je ook op mijn verjaardag?

Door Paul van der Heijden - "Zusje, ik nodig je graag uit voor mijn verjaardag op 11 september. Zorg dat je komt! Jouw aanwezigheid zal de dag voor mij nog heuglijker maken (als je komt). Doe de groeten aan je Cerialis; Aelius en mijn kleine jongen doen jou ook de groeten. Ik zie uit naar je komst, zusje! Dag zusje, mijn hartsvriendin, blijf gezond, dat is mij net zo dierbaar als dat ik gezond blijf. Tot ziens!" (Vertaling: Silvia de Wild, zie haar blog)

Wasplankjes

Het zou een bericht op social media kunnen zijn, maar de tekst is ruim 1900 jaar oud. Claudia Severa, een officiersvrouw in Noord-Engeland, stuurde deze uitnodiging op een schrijfplankje naar haar vriendin Sulpicia Lepidina een fort verderop. Deze Lepidina en haar man Flavius Cerialis, rond het jaar 100 bevelhebber van het 9e Bataafse Cohort, woonden in het limesfort Vindolanda, waar in 1973 een hele stapel schrijfplankjes is gevonden. Inclusief deze uitnodiging dus. Men veronderstelt dat Cerialis en Lepidina zelf ook Bataaf waren, en dan ook waarschijnlijk geboren in Zuid-Nederland.

De wasplankjes geven een unieke inkijk in het persoonlijke, dagelijkse leven in een limesfort. Deze flarden van bewaarde correspondentie doet vermoeden dat er binnen zo’n fort een levendige communicatie was, waarbij Vindolanda echt geen uitzondering zal zijn geweest. Evenzo toont het aan dat vrouwen in zo’n militaire, mannelijke omgeving zeker konden gedijen. Via het onderzoek van Carol van Driel-Murray weten we inmiddels dat de aanwezigheid van vrouwen in legerkampen een normaal verschijnsel moet zijn geweest. Archeologen vinden in de legerkampen niet alleen sandalen van vrouwen, maar ook van kinderen.

Mattua

De plankjes geven ook een glimp van een ander aspect van de Romeinse samenleving: de ongekende mobiliteit binnen het Romeinse rijk. We wisten al dat soldaten relatief makkelijk grote afstanden overbrugden, maar dat ze soms ook hun vrouwen en gezinnen meenamen, is minder bekend. Zo vinden we de Bataafse Mattua terug op een Romeins diploma van haar man Fronto, in 113 afgegeven in Pannonië (Hongarije). Op het diploma staat expliciet haar Bataafse afkomst. Dat het diploma ook hun dochters Vagatra, Sureia en Sata vermeldt, schept het beeld van een gezin in een maatschappij waarbij de vanzelfsprekende relatie tussen woonplaats en identiteit langzaam aan het vervagen is, ten faveure van een meer pluriforme en multiculturele samenleving. Dat beeld wordt versterkt door de verdere levensloop van het gezin: waarschijnlijk keerde de familie na 113 niet terug naar Bataafs grondgebied, maar verhuisde naar Raetië (om precies te zijn: Regensburg), waar het diploma uiteindelijk in de grond terecht kwam.

Deze twee voorbeelden lichten een tipje van de sluier van nog relatief onontgonnen onderzoeksterreinen. Ze sluiten aan bij actuele thema’s en verdienen daarom ook een veel hogere plek op de internationale onderzoeksagenda.