Vrouwen krijgen een gezicht
Door Paul van der Heijden & Pim Möhring - De Romeinenweek had als thema Waar zijn de vrouwen? Pas als we goed kijken, blijken er veel aanwijzingen te zijn voor vrouwelijke leden van de plaatselijke bevolking: rijk en arm, stads en plattelands. Hieronder laten we een aantal opvallende vrouwen uit de Romeinse tijd zien. Zo krijgen de vrouwen van toen weer een gezicht. Soms letterlijk.
Hilde van Castricum
In de Castricumse wijk Oosterveld vonden archeologen in 1995 een skelet van een vrouw – en ze noemden haar ‘Hilde’. Hilde leefde in de 4e eeuw, was 1,65 meter lang en is 24-30 jaar geworden. Haar linker onderarm was ooit gebroken en niet geheeld, wat haar veel last moet hebben bezorgd. Hildes dood is een mysterie, ze lag voorover in een ondiepe kuil. Maar ze droeg wel een kostbare halsketting van glaskralen en bladgoud. En het meest verrassende: isotopenonderzoek leert dat dit Friese plattelandsmeisje niet in de omgeving is geboren, maar waarschijnlijk in Duitsland. Haar gezicht is met forensische middelen gereconstrueerd.
Te zien in: Huis van Hilde, Castricum.
Literatuur: C. Dekkers, G. Dorren en R. van Eerden. Het land van Hilde, Archeologie in het Noord-Hollandse kustgebied. Utrecht 2006.
Julia Secunda
Heel uitzonderlijk is dit schrijfplankje, gevonden in het Friese Tolsum. De tekst gaat over een financiële overeenkomst, gemaakt door Carus, slaaf van Julia Secunda, met een onbekende schuldenaar. Getuigen zijn een aantal Romeinse legionairs, waaronder een Bataaf (!). Het plankje kan worden gedateerd op 23 februari van het jaar 29 en is daarmee de oudst geschreven tekst van Nederland.
De vindplaats, Tolsum, ligt weliswaar een heel eind buiten het Romeinse rijk, maar de grenzen van het Romeinse rijk lagen op dat moment nog niet vast. Dan nog blijft het een grote vraag wie deze Julia Secunda was en wat voor zaken zij deed in Friesland.
Te zien in: Fries Museum, Leeuwarden.
Literatuur: Laagland, H, E. Kramer, J. van Sluis & L. de Vries (red.). Het geheim van Tolsum. Een herinterpretatie van een Romeins schrijfplankje. Leeuwarden 2009.
Dame van Simpelveld
In 1930 vond een boer in Simpelveld op zijn erf een zandstenen sarcofaag. Hoewel de sarcofaag al voor een deel bleek leeggeroofd, lagen er toch nog rijke grafgiften in, zoals sieraden en glazen voorwerpen. De grootste verrassing bleek echter aan de binnenkant van sarcofaag te zitten: reliëfs van het interieur van een kamer met houten meubilair. Omdat archeologen zelden houten meubilair vinden – vanwege de vergankelijkheid – is dit ook internationaal een belangrijke informatiebron.
Het reliëf toont ook een dame op een ligbank, waarschijnlijk de overleden vrouw voorstellend. Het moet een puissant rijke dame zijn geweest, waarschijnlijk de eigenaresse van een nabijgelegen villa.
Te zien in: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.
Replica’s in Thermenmuseum in Heerlen en het gemeentehuis van Simpelveld.
Literatuur: Stuart, P. Provincie van een imperium. Leiden 1986.
Mucronia Marcia & Rufia Materna
Lange tijd was een bijzondere altaarsteen ingemetseld in de Antonius van Paduakerk in Millingen aan de Rijn. In 1837 verkocht de toenmalige pastoor de steen aan het Rijksmuseum van Oudheden. De altaarsteen is opgericht door Mucronia Marcia voor haar overleden dochter, Rufia Materna. En passant noemt ze ook haar overleden man en zoon, beiden Rufius Similis geheten. Vanwege de tekst ging men er van uit dat Rufia Materna een Germaanse priesteres moet zijn geweest, maar dat is inmiddels op goede gronden weerlegd door Emily Hemelrijk. Hoe dan ook markeert de steen een tragische gebeurtenis in een welgestelde familie aan de rand van het Romeinse rijk.
Te zien in: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.
Replica in Millingen aan de Heerbaan.
Literatuur: Hemelrijk, E., Romeinenweek Magazine 2019 (nog te verschijnen)
Loden Lady
Nijmegen kent uitgebreide grafvelden uit alle perioden van de Romeinse tijd. In het laat-Romeinse grafveld rond het Valkhof vonden archeologen een loden sarcofaag van een vrouw uit de 4e eeuw. De archeologen noemden haar liefkozend ‘Loden Lady’. De dame kreeg voor haar laatste reis veel luxe spullen mee. Sporen van gouddraad duidden erop dat ze kledij met goudversiering droeg.
In de 4e eeuw kwam begraven als dodenritueel in de mode, in plaats van cremeren - daardoor was men 1600 jaar later in staat om haar gezicht te reconstrueren.
Te zien in: Museum Het Valkhof, Nijmegen.
Vloerplaat in de Burchtstraat in Nijmegen.
Dame van Voerendaal
Net als de Dame van Simpelveld was de Dame van Voerendaal waarschijnlijk een rijke villa-eigenaresse. Haar portretkop, in 1917 gevonden, is ongeveer 50 cm groot en gebeiteld uit Nivelsteiner zandsteen, een regionale steensoort uit het dal van de Worm. De kop maakte vermoedelijk deel uit van een monumentaal grafmonument aan de Romeinse ‘snelweg’ van Keulen naar Boulogne-sur-Mer, nu bekend als de Via Belgica. Haar krulletjes, opgestoken vlechten en haarband verraden dat de Dame van Voerendaal leefde in het midden van de tweede eeuw. Die haardracht was toen namelijk in de mode: ook Sabina, de vrouw van keizer Hadrianus, heeft op portretten zo’n kapsel.
Sulpicia Lepidina
In 1973 vond men in het Noord-Engelse limesfort Vindolanda een hele stapel wasplankjes met correspondentie. Daarbij ook een uitnodiging aan Sulpicia Lepidina van een officiersvrouw uit een fort verderop: ‘Zusje, ik nodig je graag uit voor mijn verjaardag op 11 september. Zorg dat je komt! Jouw aanwezigheid zal de dag voor mij nog heuglijker maken (als je komt). Doe de groeten aan je Cerialis […] Dag zusje, mijn hartsvriendin, blijf gezond, dat is mij net zo dierbaar als dat ik gezond blijf.’
Men veronderstelt dat Sulpicia Lepidina en haar man Flavius Cerialis, rond het jaar 100 bevelhebber van het 9e Bataafse Cohort, zelf ook Bataaf waren.
Te zien in: Vindolanda Museum (Engeland).
Literatuur: Bowman, A. Life and letters on the Roman Frontier. Vindolanda and its people. London 1994.
Fledimella
Bij de aanleg van Fort Vechten in 1869 kwam een grafsteen tevoorschijn, opgericht voor Salvia Fledimella. Uit de inscriptie blijkt dat Fledimella een slavin was van Germaanse afkomst, maar vrijgelaten door haar patroon Sextius Salvius en opgenomen in diens familie. De verzorgde steen en respectvolle inscriptie duiden op een speciale, liefdevolle band.
Wat de grafsteen verder bijzonder maakt is de vroege datering, vóór het jaar 40. Onder de tekst stond ooit een reliëf, maar die is nogal bruusk weggebeiteld. Bij de grafsteen vond men een (waarschijnlijk vrouwelijke) schedel, die later verloren is gegaan. Jammer, want daarmee had ook Fledimella een gezicht kunnen krijgen.
Te zien in: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.
Informatie over Fledimella is te vinden in Fort bij Vechten.
Literatuur: Stuart, P. Provincie van een imperium. Leiden 1986.
Gera van Voorburg
In 1828 stuitte de grondlegger van de moderne archeologie, Caspar Reuvens, in de stad Forum Hadriani (Voorburg) op een vrouwengraf. Hij vond een half skelet van een meisje van 19-20 jaar met enkele fibula’s als grafgift. Om haar hals droeg ze een kettinkje en om haar pols een dubbele bronzen armband. Op basis van haar schedelvorm gaat men er van uit dat ze van Germaanse komaf is. Ze leefde in de tweede of derde eeuw. Archeologen noemen haar Gera.
Gelukkig maakte Reuvens afgietsels van het skelet, want de botten zijn inmiddels verdwenen. Op basis van de afgietsels kon men het hoofd van Gera reconstrueren.
Te zien in: Museum Swaensteyn, Voorburg.
Literatuur: Archeologisch onderzoek in Leidschendam-Voorburg. Enkele hoogtepunten 1985-2010. Historisch Voorburg 15 (2009), nummer 2.
Meisje van Yde
Het Meisje van Yde was 16 jaar, 1,40 meter groot en liep mank toen ze wreed aan haar einde kwam. In of rond de eerste eeuw werd ze voor de helft kaalgeschoren, ritueel gewurgd, met een mes gestoken en in het veen gegooid.
Als veenlijk bleef haar lichaam eeuwenlang bewaard. In 1897 vonden twee turfstekers het lijk en kregen daarbij de schrik van hun leven. De goede conserveringstoestand van het lijk maakte een waarheidsgetrouwe reconstructie mogelijk. Deze wassen reconstructie uit 1994, een van de eerste in Nederland, heeft de bekendheid van het meisje drastisch vergroot.
Te zien in: Drents Museum, Assen.
Literatuur: Sanden, W. van der. Het meisje van Yde. Assen 1994.
Mattua
De Bataafse Mattua komen we tegen op een Romeins diploma van haar man Marcus Ulpius Fronto uit 113. Fronto kreeg het diploma en het Romeins burgerrecht toen hij in Pannonië (Hongarije) afzwaaide uit het Cohors I Batavorum. Op het diploma staan ook uitdrukkelijk zijn Bataafse vrouw Mattua en hun dochters Vagatra, Sureia en Sata vermeld. Daarna verhuisde familie wellicht weer, want het diploma raakte ter aarde in Regensburg.
Uit dit bijzondere diploma blijkt dat soldaten hun geliefden soms over lange afstanden meenamen en daar ook een gezin stichtten. Het getuigt bovendien maar weer eens van de ongekende mobiliteit binnen het Romeinse rijk.
Te zien in: Historisches Museum Regensburg, Duitsland.
Literatuur: Driel-Murray, C. ‘Batavians on the Move: Emigrants, Immigrants and Returnees.’ In: TRAC 2011. Proceedings of the Twenty First Annual Theoretical Roman Archaeology Conference. Oxford 2012, pp 115-122.
Clarilla van Tongeren
Tussen 1972 en 1981 konden archeologen diverse opgravingen uitvoeren in Tongeren. Zo vonden ze in de Romeinse zuidwest-begraafplaats – in graf 179 – bijzondere grafgiften uit de 4e eeuw: gebruiksvoorwerpen zoals treeften, messen, kannen en borden. Een van de opgegraven borden bleek heel bijzonder, er stond namelijk een naam op: CLARILLAE. Dat betekent zoveel als ‘van Clarilla’ of ‘aan Clarilla’. Of het hier daadwerkelijk gaat om het graf van Clarilla, weten we niet zeker. Maar het onderzoek naar de stoffelijke resten in het graf wijst wel in die richting: de beenderen blijken van een vrouw tussen 25 en 30 jaar oud.
Te zien in: Gallo-Romeins Museum Tongeren, België.
Literatuur: Vanvinckenroye W. 1984. ‘De Romeinse zuidwest-begraafplaats van Tongeren (opgravingen 1972-1981)’, in: Publikaties van het Provinciaal Gallo-Romeins Museum te Tongeren 29. Tongeren, p. 104-105 & pl. 98-100 (graf 179).
Een Ubisch echtpaar
In 1878 is in het Aambos bij Heerlen, pal aan de voormalige Romeinse weg, een bijzondere grafsteen gevonden. De grafsteen is gemaakt van lokale zandsteen en helaas niet meer geheel intact. Het onderste gedeelte ontbreekt en daarmee ook de inscriptie. Wel duidelijk zichtbaar, en in goede staat, is het reliëf van een echtpaar. Hoewel het gebruik van grafstenen typisch Romeins is, laat de iconografie juist lokale invloeden zien. Zo verraadt de tulband-achtige muts van de vrouw een Ubische afkomst. De Ubiërs woonden in een brede zone rond Keulen. De grafsteen wordt gedateerd tussen 100 en 300.
Te zien in: Rijksmuseum van Oudheden, Leiden.
Literatuur: Stuart, P. Provincie van een imperium. Leiden 1986.
Sura
In het Gelderse Huissen deden archeologen uitgebreid onderzoek naar een Romeins grafveld. In één van de graven vonden ze resten van een crematie, vermoedelijk van een vrouw. In hetzelfde graf lag ook een rijk versierde bronzen spiegel. De spiegel dateert uit de 3e eeuw en is waarschijnlijk in Nijmegen geproduceerd. Al in de oudheid is de spiegel gebroken geweest. Minder dan de helft ervan is intact, maar nog wel genoeg om een inscriptie te kunnen lezen: de naam SVRA (Sura). Deze naam kwam in de Romeinse tijd vaak voor in het Donaugebied en werd ook in het Grieks gebruikt. Zou dit het graf van Sura zijn?
Literatuur: Feijst, L. van der, L. Verniers, & E. Blom. De Grafkamer van Huissen. Opgravingen in het kader van de aanleg van nieuwbouwlocatie Loovelden. (Boek is niet meer leverbaar.) ADC Archeoprojecten, Amersfoort, 2017, p. 90.
Vitilia
In 2016 vonden archeologen tijdens onderzoek op het terrein van de Romeinse stad Noviomagus een onooglijk stukje lood van 5 bij 10 cm, dat in de lengte was omgevouwen. Het bleek een deel van een vervloekingstablet, een Romeins gebruik om de goden te vragen om iemand te treffen met allerlei narigheid. De tekst staat achterstevoren en luidt: ‘Vitilia [-] meld ik bij u aan, naar die schimmen van de afgestorvenen.’ Dat is een wat deftige manier om te zeggen: ‘Vitilia moet sterven’. Wie deze Vitilia was en waarom iemand haar dood wenste, weten we niet. Maar het prikkelt wel de fantasie.
Literatuur: Weiss-König, S. ‘Een loden vervloekingstablet uit Ulpia Noviamagus.’ In: Jaarboek Numaga 2018, Nijmegen 2018, pp.161-165.
Romana
Een andere ‘Nederlandse’ vrouw komen we tegen in Hongarije. Ten zuiden van Boedapest dook de helft van een grafsteen op, met dus ook maar een halve tekst. Hoogleraar en inscriptiedeskundige Jules Bogaers kon daar echter een zinvolle reconstructie van maken: ‘Aan de goddelijke schimmen van (…) Romana, afkomstig uit Ulpia Noviomagus. ( )us Severus, eques Romanus, praefectus van de Cohors III Batavorum equitata, heeft voor zijn liefderijke echtgenote (dit grafmonument) laten oprichten.
Severus was dus de hoogste officier van het 3e Bataafse cohort. Zijn liefderijke vrouw kwam uit Nijmegen en droeg twee namen – een teken van Romeins burgerschap – waarvan alleen de laatste bekend is: Romana.
Te zien in: Museum Székesfehérvár, Hongarije
Literatuur: Bogaers, J. ‘Civitas en stad van de Bataven en Canninefaten.’ In: Berichten ROB 10-11 (1961), pp.263-317.